
Jurisprudentie
AN8503
Datum uitspraak2003-11-12
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers03-286
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers03-286
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verklaring voor recht dat er RVS uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst gehouden is dekking te verlenen voor schade als gevolg van sexueel misbruik gepleegd door eiser; bewijsopdracht; artikel 3:40 BW.
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 03/286
Datum uitspraak: 12 november 2003
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te Z,
eiser,
procureur: mr F.J. Boom,
advocaat: mr E.F. Klungers te Alkmaar,
tegen
de naamloze vennootschap
RVS SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur: mr J.C.N.B. Kaal,
advocaat: mr M.M.C. van der Sande te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
X heeft bij dagvaarding een eis ingesteld en vervolgens bij akte producties overgelegd. RVS heeft een conclusie van antwoord genomen met producties. Daarna zijn conclusies van re- en dupliek gewisseld. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. X is bij vonnis van 7 september 1999 van de rechtbank Alkmaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 1 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarin bewezen verklaard dat X op verschillende tijdstippen in de periode tussen 1 januari 1993 en 18 februari 1999 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met vier minderjarige buurkinderen Y en met de minderjarige Q.
2. Bij brief van 6 april 2001 (die zich niet bij de stukken bevindt) is X namens de vier kinderen Y aansprakelijk gesteld voor de door die kinderen als gevolg van de ontuchtige handelingen geleden en nog te lijden schade.
3. Bij kort gedingvonnis van de president van de rechtbank te Alkmaar van 22 november 2001 is X veroordeeld om als voorschot op de immateriële schade aan ieder van de kinderen Y een bedrag te betalen van f 5.000,-, in totaal dus f 20.000,-, en als vergoeding van materiële schade een bedrag te betalen van f 718,-.
4. X heeft bij RVS onder polisnummer 04-10928402 een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP). Op die verzekering waren tot 15 september 1993 de ‘voorwaarden gezinspakket’ nr 180485 van toepassing, nadien ‘de voorwaarden rvs aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren’ nr 212992.
5. In de laatste voorwaarden is voorzover hier van belang bepaald:
“Artikel 2-algemene dekkingsomschrijving
Deze verzekering dekt de aansprakelijkheid van de verzekerde(n) voor de op geld waardeerbare gevolgen van tijdens de verze-keringsduur ontstane of veroorzaakte schade (….).
Artikel 6-uitsluitingen
6.2-opzet
Uitgesloten is de aansprakelijkheid van
a een verzekerde voor schade die voor hem/haar het beoogde of zekere gevolg is van zijn/haar handelen of nalaten.
(…)
Artikel 7-schademelding
7.1 De verzekerde is verplicht de maatschappij zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van elke gebeurtenis waaruit voor de maatschappij een verplichting tot schadevergoeding kan ontstaan, haar de gegevens te verstrekken die zij verlangt en verder volledige medewerking te verlenen.
Artikel 16-verval van rechten
Aan deze verzekering kunnen geen rechten worden ontleend, indien de verzekerde/verzekeringsnemer
a enige krachtens deze overeenkomst op hem/haar rustende verplichting niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad.”
6. De eerdere voorwaarden gezinspakketverzekering bevatten soortgelijke bepalingen in respectievelijk de artt. B-2, B-6.2 en Algemeen-6 en 16.
7. Bij brief van 9 augustus 2001 heeft de raadsman van X de strafrechtelijke veroordeling gemeld aan de assurantietussenpersoon van X, tevens de aansprakelijkstelling namens de kinderen Y gemeld en verzocht tot vergoeding van de schade over te gaan onder de AVP-polis. Bij brief van 5 maart 2002 heeft RVS op grond van verschillende argumenten te kennen gegeven dat voor deze schade de polis geen dekking biedt en dat zij niet tot vergoeding zal overgaan.
Het geschil en de beoordeling daarvan
8. X vordert een verklaring voor recht dat RVS uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst gehouden is dekking te verlenen voor alle schade waarvoor hij op grond van zijn onrechtmatig handelen aansprakelijk is jegens de slachtoffers en waarvoor hij strafrechtelijk is veroordeeld bij het vonnis van 7 september 1999 van de rechtbank Alkmaar. RVS heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
9. Tussen de partijen is niet in geschil dat X onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kinderen Y en dat hij voor de daardoor veroorzaakte schade jegens hen aansprakelijk is en tot vergoeding verplicht. De RVS heeft achtereenvolgens de volgende verweren gevoerd:
a) Het is nooit de bedoeling geweest dat aansprakelijkheid voor schade als gevolg van sexueel misbruik gedekt zou worden door de verzekeringsovereenkomst, zodat dekking daarvoor niet is overeengekomen en niet tot de inhoud van de overeenkomst behoort.
b) Voorzover dat wel geacht moet worden te zijn overeengekomen is de verzekeringsovereenkomst in zoverre (partieel) nietig op grond van art. 3:40 BW wegens strijd met de goede zeden.
c) In ieder geval is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat X in de gegevens omstandigheden aanspraak zou maken op dekking onder de polis.
d) Het sexueel misbruik valt onder de opzetclausule.
e) De schade is te laat gemeld, zodat de aanspraak op dekking op de voet van de artt. 7.1 jo 16 van de polisvoorwaarden is vervallen.
10. Het is de rechtbank ambthalve bekend dat de RVS in een soortgelijke zaak in kort geding vrijwel dezelfde verweren heeft gevoerd. Die zijn bij vonnis van de president van deze rechtbank van 12 november 2001 (KG ZA 01/638 LJN: AH8526) verworpen met toewijzing van de vordering. Het is de rechtbank eveneens ambtshalve bekend dat RVS van dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof alhier, dat pleidooi in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2003 en dat de zaak thans voor arrest staat op 25 november 2003. Alvorens tot een beoordeling in deze zaak te komen acht de rechtbank het gewenst de uitkomst van dat hoger beroep even af te wachten. De zaak zal daarom voorlopig worden verwezen naar een rolzitting op een datum kort na 25 november 2003. RVS wordt verzocht zich op die datum uit te laten over de stand van zaken in dat hoger beroep en het arrest, indien dan gewezen, over te leggen, waarbij zij dan tevens haar standpunt eventueel nader kan bepalen. X kan daarop vervolgens dan reageren.
11. Tussentijds hoger beroep tegen dit vonnis staat niet open. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank,
1. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 17 december 2003 voor uitlating in voege als hiervoor onder 10 vermeld, eerst aan de zijde van RVS;
2. verstaat dat tegen dit vonnis geen hoger beroep mogelijk is dan tegelijk met dat tegen het eindvonnis;
3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr R.J.B. Boonekamp, rechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 november 2003.
De griffier: De rechter: